Dutch text written for artist-run information magazine BK-informatie, 2006:

"
Karin Arink (Delft, 1967) rondde met succes zowel de Rotterdamse Willem de Kooning Academie af (1990), als de Rijksakademie in Amsterdam (1992). Arink gebruikt een keur aan media, zoals verknipte foto’s, beelden in m.n. textiel, tekst, tekeningen en animaties. Vanaf 1998 is ze docent aan o.a. de Willem de Kooning Academie en sinds 1993 lid van kunstenaarsinitiatief Stichting B.a.d, waarmee ze projecten presenteerde in Londen, Seoul en Tokyo. Zij woont en werkt in Rotterdam en won in 1992 de Eerste Prijs Prix de Rome Beeldhouwen.
Zie ook http://www.dekko.nl

“Let’s have a joyful time. It’s a nice day, isn’t it! Here’s to fantastic discovery! Mild mind makes mild feeling. Let’s have fun boys and girls…”
(op een zak zoutjes in Japan)

Oasism

In 2000 formuleerde de kunstenaarsgroep Stichting B.a.d (waar ik sinds 1993 lid van ben) het begrip ‘Oasism’ als tegenhanger van het toenemende nomadisme binnen de kunsten.
Kunst kan tegenwoordig niet van ver genoeg komen. De ‘airport artist’ is het model voor succes… Maar dat heeft weinig te maken met daadwerkelijk verblijven.

Werken in het buitenland is voor menige kunstenaar belangrijk: het verfrist je kennis van zaken en je netwerk, verandert de visie op je eigen functioneren, stimuleert ontwikkeling binnen je werk.
Zo heb ik heb met veel plezier en met dank aan het Fonds BKVB van 1998-1999 in Japan gewoond en gewerkt. Het is een cruciale tijd geweest voor de ontwikkeling van mijn werk en mijn denken. En ondanks gepraat over een globale cultuur heb ik ervaren hoe anders het leven elders kan zijn.

Een greep uit wat details:
-in bijna elke gezichtscrème en bodylotion zit ‘whitening essence’ om de huid te bleken;
-een softdrink met de naam Pocari SWEAT in grote letters erop, een soort Aquarius. Zweten is niet taboe, je het zweet afwissen met een speciaal zweetdoekje is heel gewoon. Trouwens, op elke straathoek staan automaten met blikjes koude en warme (!) dranken;
-iedereen die verkouden is draagt een wit mondkapje. “Maar dat is veel fijner!” zeggen ze op mijn vraag of dat soms verplicht is;
-ijs dat eruit ziet als pistache-ijs met chocoladebrokjes, maar groene-thee-ijs met kleine zoete boontjes blijkt te zijn…
Door het voortdurend anders-zijn van je gehele omgeving wordt je je bewust van andere denkpatronen. Het gevolg is een interne verschuiving van waarden: misschien is het wel beter witter te worden, inderdaad kun je een drankje dat zouten aanvult net zo goed noemen naar het mechanisme waarmee je ze kwijtraakt, en natuurlijk is alles wat zoet en groen is van groene thee gemaakt…

Ik ben naar Japan gegaan om nieuwe media te onderzoeken, en vooral om mijn werk te toetsen aan een andere zienswijze.
Mijn werk ontstaat vanuit een denken over de verschillende hoedanigheden van het zelf, waarin fysieke, mentale, emotionele en sociale aspecten elkaar overlappen en tegenspreken. Het ‘ik’ manifesteert zich tegenover ‘de ander’ door lichaamshouding - kleding - taal – teken en al deze aspecten komen voor in mijn werk.
Vóór Japan stond het denken over het individu en het lichaam als drager/capsule ervan centraal. Dit denken over het individu heeft een lange traditie in de westerse kunst. Ik had behoefte om mijn visie opnieuw te overdenken, maar binnen de westerse kunst was het moeilijk afstand te nemen.

In Japan heeft het begrip individualiteit een andere invulling. Niet dat Japanners niet individueel zijn, integendeel. Maar hun omgang ermee is heel anders. Zo hebben ze voor het begrip ‘lichaam’ meerdere woordtekens: voor het lichaam als vlees, voor het sociale lichaam, voor het uiterlijk… Ook voor het begrip ‘zelf’ bestaat een kluwen aan gerelateerde woordtekens. Maar om als analfabeet de nuances te begrijpen…
De relatie tussen mij en de buitenwereld veranderde op slag. In de kleine miljoenenstad Kitakyushu waar ik woonde, liepen vrijwel uitsluitend Aziaten op straat. Mijn blonde haren en wipneus vielen enorm op, en als ik in het Japans iets vroeg werd ik verschrikt aangekeken, als de aangesprokene niet al meteen wegrende. Aan het eind van het jaar verfde ik mijn haar paars, zodat ik dan maar op eigen wijze opviel.
Zoals alle buitenlanders had ik een Alien Registration Card, en ik was ook echt een ‘alien’, afwijkend. En hoe ik me ook voorhield dat de Japanners vreemd zijn, in de loop van het jaar ging ik mijzelf meer en meer zien als een vreemde, een buitenstaander, en Japanners als de norm.
Voor het eerst ervoer ik de subtiliteit van discriminatie: de onmiddellijk veroordelende blik, de onmogelijkheid buiten hun verwachtingen te gaan, het verschil waaraan ik toch probeerde te ontkomen. De grote invloed van anderen op mijn zelfbeeld werd voelbaar, en het ergste is dat ik me realiseerde dat die er altijd is geweest.

Als mens wordt je op vele manieren zichtbaar, door:
-taal, waarmee je je als persoon naar anderen toe laat bestaan, die je gedachten vorm geeft, als je de taal tenminste spreekt…
-het gezicht, zorgvuldig geïnspecteerd en geïnterpreteerd door je medemens,
-de grootte van je privé-domein, de kleinste ruimte om je heen waarin je alleen bij uitzondering iemand (je geliefden) toelaat,
-kleding, je identiteit door keuzes in aanpassing en verschil uitdragend,
-je houding en de manier waarop je je beweegt en gedraagt,
-het lichaam, naakt, een wijze van zijn, een organisme, tegelijk “mij” en vreemde materie,
-het zelfbeeld, de projectie die jij van jezelf maakt.
Ik besta door de interactie met de buitenwereld, een interactie die op vele manieren tegelijk plaatsvindt. Sinds Japan werk ik meer met de relatie tussen mij en de buitenwereld: het ‘ik’ op het snijpunt van de ontmoeting met ‘de ander’. Ik snijd foto’s van mijzelf open: het uiterlijk aan repen, maak beelden die letterlijk ruimte bieden voor de toeschouwer. En ik schrijf meer dan ooit, nu ik me heb neergelegd bij de beïnvloedbaarheid van en door taal.

Inmiddels ben ik alweer jaren terug in Nederland. In het begin moest ik erg wennen aan de erg directe Nederlandse omgangsvormen, de maat van onze straten, het nevelige licht. Ik miste de smaak van groene thee. Maar er kwamen kinderen, ik ging meer lesgeven en met de andere leden van Stichting B.a.d werd intensief samengewerkt.

Stichting B.a.d is een groep kunstenaars die werkt in een voormalige huishoudschool in Rotterdam-Zuid. Naast onze individuele praktijken delen we een sterke behoefte aan uitwisseling, met elkaar, met kunstenaars om ons heen, en met de wijk. In het pand dat we onderhouden is ruimte voor ateliers, woonruimten, gastateliers en gastverblijven, een grote gemeenschappelijke keuken, hal en tuin, een kantoor, een projectruimte…
Vanuit het samen klussen ontstond vanaf 1994 een groeiende inhoudelijke samenwerking, die in 1996 leidde tot het project ‘My House : Your Home’ in Manifesta 1. in Rotterdam. Sindsdien zijn verschillende projecten ontstaan, van heel lokaal tot internationaal van opzet; sommige zijn meer sociaal/educatief of zelfs praktisch, andere werden getoond in prestigieuze tentoonstellingen.
Onderzoek naar onze identiteit als groep staat steeds centraal: welke vormen hebben gemeenschappelijkheid en gastvrijheid? Op welke manieren bieden wij ruimte? Welke condities hebben onze groep bepaald?

Het project ‘Oasism, a proposal for Huis ten Bosch’ werd in 2001 ontwikkeld voor een tentoonstelling over nomadisme in de kunst: ‘My Home is Yours, Your Home is Mine’. De tentoonstelling werd door Hou Hanru en Jerome Sans samengesteld in o.a. de Tokyo Opera City Art Gallery in, jawel, Japan.
Kort samengevat presenteerden we daar het voorstel om een model van het door ons gerunde woon-werkpand in te voegen in het toen nog bestaande Holland-thema park ‘Huis ten Bosch’. Stel je voor, naast een kopie van paleis Huis ten Bosch een ander typerend aspect van de Nederlandse cultuur: een artistieke broedplaats, een kraakpand! Het plan werd bijna neergehaald door de geshockeerde directie van het park.

Voor kunstenaars is een plek waar je ‘artist-in-residence’ bent, de oase die van tijd tot tijd noodzakelijk is. Via Trans Artists kun je zoeken in de enorme wereld die te bezoeken is (zie http://www.transartists.nl).
Rotterdam is rijk aan deze residencies: meerdere kunstenaarsinitiatieven bieden gastateliers voor korte of langere tijd aan. Zo ook Stichting B.a.d. Op dit moment bieden we 4 woon-/werkruimten aan voor gasten en verblijven er een Australische, een Duitse en Nederlandse kunstenaars. Elk jaar maken gemiddeld zo’n 12 gasten uit de hele wereld gebruik van de gastateliers en tijdelijke woonruimten in het pand. Via deze gastateliers vestigen veel jonge en buitenlandse kunstenaars zich in Rotterdam.

Het project ‘Oasism, a proposal for Huis ten Bosch’ legt de paradox van het hedendaagse globalisme en nomadisme bloot. Elk vliegveld oogt vergelijkbaar, maar de straten van Hongkong ruiken toch heel anders dan die van Rotterdam. Pas als je ergens daadwerkelijk verblijft, wordt de reis zinnig. Kortom: elke nomade heeft een oase nodig. Maar deze oases hebben ook bewoners nodig, die ze onderhouden!
De komst van onze gasten betekent een opeenstapeling van (soms heel korte) ontmoetingen: het voorzichtige kennismaken, vaak in de keuken als gasten er hun ontbijt eten, het regelen van allerlei dingen en antwoorden op praktische vragen, geconfronteerd worden met nieuwe gerechten en smaken, (granen uit Peru, macro-biotisch eten uit Frankrijk, miso-soepjes uit Japan…), feestjes, het kijken naar elkaars werk, etc..

Ook gastvrijheid is een manier van reizen.
Ieder kopje koffie in de keuken kan uitmonden in een geweldig gesprek over bijvoorbeeld de functie van het vak Idee-ontwikkeling binnen de Willem de Kooning Academie versus de manier waarop dat in Melbourne gebeurt, of over waarom Nederlanders niet warm eten tussen de middag en Fransen wel, of over hoe een kunstenaarspand in Düsseldorf evenementen organiseert. Door deze gesprekken krijg je een beeld van de eigen lokaliteit, en van die van de gast. Juist de specifiekheid maakt dat grote verschillen in mentaliteit en behoeften bestaan, ook binnen een geschakeerde cultuur als de onze. En dat is altijd boeiend.
Onze plek krijgt telkens een nieuwe invulling, wordt anders gebruikt. Je krijgt als ‘vast lid’ de mogelijkheid je context anders te bezien, vanuit meerdere perspectieven. Door een oase aan te bieden kunnen ook wij een beetje reizen. Nomaden in eigen thuis.

Karin Arink

(Gedeeltelijk is dit artikel een bewerking van het stuk ‘Ijs met de smaak van groene thee’ dat verscheen in ‘Transit, artists on the move’, Decorum, tijdschrift voor kunst en cultuur nr. 2, juni 1999.)


onderschrift foto:
Karin Arink in de solo ‘Bazar des Facades’, die zij op uitnodiging van Galerie Tanya Rumpff Haarlem maakte op de ArtBrussels 2005 (nominatie Illy Prize 2005). Naast werk-in-uitvoering was er elke dag een Special Guest, in dit geval Liorah Hoek. Samen maakten zij van 1993-1997 experimentele (amateur)dansexpressiestukken.