Handelingen I, II en III

I (stof)

grote lap onbewogen reeds zo vaak geraakt en gestreken en gekamd tot je glad en zacht en vlak onder mijn handen ligt die je pakken en keren en kreuken en plooien en dan weer uitstrijken tot vlak de schaar snijdt golvende lijnen, wrikt zich tussen de delen die uiteenglijden tot je scheurt de delen worden op elkaar gelegd, tegen elkaar geperst door spelden de naald doorboort ze beiden in één beweging en sleurt de draad door de gaten in hun huid tegen elkaar vormen ze een naad die plots vlezig is, zich bolt in de ruimte de naad is pees of scheen of grens de delen één

 

II (klei)

raken: de één drukt zich in de ander zoekt de holtes, grijpt zich vast ze persen zich op elkaar de gladde vochtige oppervlakken verkleven, vervormen, lijken één - maar dat is schijn: een kleine ruk en ze zijn weer twee met rafelige putjes en uitsteeksels op hun huid. opnieuw op elkaar meer druk nu en een duwend bewegen mijn vingers wroeten zich in de massa en persen die samen trekken haar dan weer uit elkaar de zachte uitsteeksels, knel tussen twee vlakken, knakken en breken schurend schuiven de harde deeltjes langs elkaar, elkaars strukturen verbrekend. het zachte sluit zich om mij het kleeft klam, het wikkelt zich om mijn vingers het begraaft ze in haar massa, sluit ze in met haar gewicht dan wijkt ze voor de duwende vingers, vormt nieuwe holtes, kleine kommen en deuken met een scherpte rand tegelijk stulpt ze uit aan de andere kant of soms niet: maakt zich inklinkend zwaar. de neemt de bijna onzichtbare sporen van mijn huid in zich op terwijl ze heen en weer rolt tussen mijn vingers, ertussenuit stupend en aan mijn huid klevend, hangend en trekkend aan de pezen de koude massa wordt warm neemt mijn innerlijke vorm aan en klopt en leeft.

 

III (gips)

kleine brokjes drijven in water verpulveren tot kleverig stof dat oplost en uitzet tot het mengsel verdikt: koude dunne pap, langzaam vervloeiend, schijnbaar zijdezacht stromend tussen mijn ingevette vingers, ze verkleumend, hun tollende beweging vertragend, in een poging de menging te remmen langzaam lost mijn bescherming op - de vochtige aaiende massa sluit op mijn poriën en bijna onmerkbaar onttrekt ze het water aan mijn huid. steeds stijver en warmer hangt de massa aan mijn vingers, ze aan elkaar smedend terwijl ze de massa grijpen en werpen en aaien en slaan. de massa wordt nu bewegingsloos hard als bot dat ik schraap met lepel en mes, ze scheidt kleverige krullen af die zich vastzuigen in de laag om mijn vingers, ze inmetselend tot ze gevangen in witte harde cocons verklitten met elkaar

1994